Hoe werkt een aardlekschakelaar?
Een aardlekschakelaar werkt door het bewaken van het verschil tussen de stroom die de installatie binnenkomt via de fasegeleider(s) en de stroom die via de nulgeleider terugkeert. Het detecteert eventuele lekstromen in de elektrische installatie en schakelt de stroomtoevoer onmiddellijk uit om elektrische schokken en brandgevaar te voorkomen.
Hier is een algemene werking van een aardlekschakelaar:
- Stroommeting: De aardlekschakelaar meet voortdurend de stroom die via de fasegeleider(s) naar de installatie stroomt en vergelijkt deze met de stroom die via de nulgeleider terugkeert. Normaal gesproken is de stroom die binnenkomt gelijk aan de stroom die terugkeert, wat resulteert in een balans.
- Onbalansdetectie: Als er een lekstroom optreedt als gevolg van een defect apparaat of een fout in de bedrading, ontstaat er een onbalans tussen de inkomende en terugkerende stroom. De aardlekschakelaar detecteert deze onbalans en signaleert een lekstroom.
- Tripping (uitschakelen): Zodra de aardlekschakelaar een lekstroom detecteert, schakelt deze de stroomtoevoer onmiddellijk uit door de elektrische installatie uit te schakelen. Dit gebeurt binnen milliseconden om de bescherming te bieden voordat schadelijke gevolgen kunnen optreden.
Het uitschakelen van de aardlekschakelaar stopt de lekstroom en voorkomt elektrische schokken. Het kan handmatig worden hersteld door de schakelaar terug te zetten naar de “Aan” positie nadat de oorzaak van de lekstroom is opgelost.
Het is belangrijk op te merken dat aardlekschakelaars regelmatig moeten worden getest om ervoor te zorgen dat ze correct functioneren. Dit kan worden gedaan met behulp van de testknop op de aardlekschakelaar zelf. Het is ook raadzaam om periodiek een professionele elektricien te raadplegen voor een grondigere test en inspectie van de aardlekschakelaars in een elektrische installatie.